WELKOM / BIENVENIDO


MAG IK ME VOORSTELLEN MET EEN LIEDJE?

¿PERMITE QUE ME PRESENTE CON UNA CANCIÓN?


MI CANCIÓN MUY PREFERIDA:

CUCURRUCUCÚ PALOMA



CUCURRUCUCÚ PALOMA, NO LLORES

(LIEF DUIFJE MIJN, WAAROM AL DIE TRAANTJES DIJN?)

Dicen que por las noches
no más se le iba en puro llorar;
dicen que no comía,
no más se le iba en puro tomar.
Juran que el mismo cielo
se estremecía al oír su llanto,
cómo sufrió por ella,
y hasta en su muerte la fue llamando:
Ay, ay, ay, ay, ay cantaba,
ay, ay, ay, ay, ay gemía,
Ay, ay, ay, ay, ay cantaba,
de pasión mortal moría.
Que una paloma triste
muy de mañana le va a cantar
a la casita sola con sus puertitas de par en par;
juran que esa paloma
no es otra cosa más que su alma,
que todavía espera a que regrese
la desdichada.
Cucurrucucú paloma,
cucurrucucú no llores.
Las piedras jamás, paloma,
¿qué van a saber de amores?
Cucurrucucú, cucurrucucú, cucurrucucú,
cucurrucucú, cucurrucucú,
paloma, ya no le llore
EIGEN VERTALING EN NADERE INFO OVER DIT LIEDJE:


2 november 2010

KUNST IN DE MAAK (2) : WILLEM ELIAS : DEFINITIES VAN 'KUNST'


In een vorig blog item KUNST IN DE MAAK (1) schreef ik :
[Er is over de hele wereld ongetwijfeld al veel nagedacht, gezegd en geschreven over de dingen die 'kunst' zijn of genoemd worden. Ik wil hier evenwel eerst te rade gaan bij de (notoire) kenners van 'kunst' die er iets (zinnigs) kunnen over zeggen in mijn eigen 'moedertaal', in de Nederlandse taal dus, het taalsysteem dat ik van huize uit het best beheers en waarin ik het best de betekenis-nuances (semantische aspecten) van 'uitspraken' en 'redeneringen' kan vatten en inschatten. In de volgende afleveringen van "KUNST IN DE MAAK? " ga ik bekijken wie hiervoor in aanmerking kan komen.]

Intussen heb ik op het internet al heel wat bekeken maar bitter weinig (notoire) kenners van 'kunst' gevonden die naar mijn oordeel in aanmerking komen om in de Nederlandse taal iets zinnigs over 'kunst' te kunnen zeggen. Bij onze Grote Vlaamse Jan Hoet - zelfverklaarde en zelfbenoemde Autoriteit inzake hedendaagse 'kunsten'  - moet ik hiervoor niet aankloppen omdat hij:
- ten eerste, de Nederlandse taal niet goed beheerst dan wel slecht hanteert.
- ten tweede, zelf beweert dat hij in de verste verte niet weet en dus ook niet kan zeggen noch (be)schrijven wat 'kunst' is en zich bovendien in zijn hoedanigheid van onder lof en eer bedolven 'kunst paus' uiterst content en gelukkig voelt in zijn grandioos groteske onwetendheid over wat 'kunst' zou kunnen zijn (uitspraak opgetekend in het boekje 'In de wereld van Jan Hoet').
Hoewel de Lage Landen aan de Zee op het vlak van 'denken over kunst' blijkbaar weinig te bieden hebben - althans niet via het internet - heb ik toch al één iemand gevonden die op dit terrein enkele interessante, helder geformuleerde, steekhoudende gedachten en analyses heeft ontwikkeld: kunstfilosoof WILLEM ELIAS.
Op de website van de Unie Vrijzinnige Verenigingen vond ik in de rubriek 'Denk-Beelden van de publicatie UVV-info een bijdrage van zijn hand onder de titel 'Kijken is de Kunst'. Hierin maakt hij onder de noemer 'definities van kunst' ook een korte maar heldere en bevattelijke schets van enkele (historische) denk-grondlijnen mbt het wezen, de functies en de maatschappelijke zin van 'kunst'. Ik meen hierin een goede aanzet te zien voor een verdere uitwerking en verdieping van gedachten en meningen over 'kunst' in het kader van mijn blog.

(uit UVV-info, 26ste jaargang nr. 5: 'Kijken is de kunst' - Willem Elias)


DEFINITIES VAN KUNST

Doorgaans onderscheiden we drie types esthetische theorieën met verschillende definities van kunst die, door de eeuwen heen, mede door de veelheid en ontwikkeling van kunstvormen ontstonden. Men onderscheidt mimetische, formalistische en expressieve theorieën. De mimetische theorieën verbinden de term 'schoonheid' vooral met het nabootsend karakter van het kunstwerk. Volgens deze theorieën behoort het tot het wezen van een kunstwerk dat het de werkelijkheid, of wat daarin als essentieel kan beschouwd worden, afbeeldt. Een kunstwerk is mooier naarmate het er beter in slaagt de werkelijkheid in beeld te brengen. In de formalistische theorieën wordt de ordening van elementen binnen het kunstwerk opgevat als de essentie van het kunstwerk. In deze stromingen wordt schoonheid verbonden met formele maatstaven zoals evenwicht, ritme en de graad van harmonie. In de expressieve theorieën wordt het kunstwerk opgevat als uitdrukkingsmiddel van menselijke emoties. De intensiteit en de authenticiteit van de expressie is in deze theorieën het criterium voor de kwaliteit van het kunstwerk. Deze verschillende typen theorieën veralgemenen in feite één enkel aspect van de esthetische ervaring. Esthetische ervaringen worden gevoed door zowel de mimetische, de expressieve als de formele eigenschappen van esthetische objecten. Een kunstwerk kan worden opgevat als een samenspel van deze drie aspecten. Kenmerkend voor een geslaagd kunstwerk is bovendien dat het een 'open' karakter bezit. Daarmee bedoelt men dat het geen eenduidige interpretatie van de aangehaalde drie invalshoeken toelaat. Deze openheid van het kunstwerk zou maken dat het ook eventueel buiten de specifieke culturele context waarin het is ontstaan een esthetische ervaring kan oproepen. Met de moderne kunst werd vlug duidelijk dat deze drie klassieke definities geen stand hielden om de verscheidenheid aan objecten en toestanden mee te omschrijven. Vandaar dat men er een vierde aan toegevoegd heeft, de zogenaamde ‘institutionele’ theorie. Simpel gezegd, iets is een kunstwerk als het als dusdanig functioneert in een artistieke context. Zo bijvoorbeeld, is een urinoir een sanitair gebruiksvoorwerp als men het bij de loodgieter aantreft en een kunstwerk wanneer het in een museum staat. Tenzij men zich in de toiletten van het museum bevindt, natuurlijk. Ik formuleer het graag als volgt: kunst is wat een kunstenaar als zijn kunst aanwijst, en wat hij eventueel zelf gemaakt heeft. Het probleem wordt dus verlegd
naar de vraag: “Wat is een kunstenaar?”. Een kunstenaar is iemand die van zichzelf zegt dat hij kunstenaar is. Om in de geest van de institutionele theorie te blijven, zouden we hieraan iets willen toevoegen. De zelfbevestigende en identificerende, al dan niet expliciet geformuleerde, uitspraak “Ik ben kunstenaar” kan in kwantitatieve zin worden beaamd door het aantal toeschouwers (rol van het publiek) en in kwalitatieve zin door de mate waarin en de wijze waarop deskundigen hen hierin bijvallen (rol van de critici, etc.). Hoe moet men nu iemand die zo'n identificatie-uitspraak doet onderscheiden van wie beweert Napoleon te zijn? Het onderscheid wordt aangereikt door het begrip 'continuïteit' (zonder dat dit overigens bepaalde breuken in de ontwikkeling zou uitsluiten). Hiermee bedoel ik dat er moet geverifieerd worden of de persoon die zich kunstenaar noemt regelmatig producten aflevert die hij 'kunstwerken' noemt. Dit kan
door tentoonstellingen, maar geldt ook in zijn atelier of stapelplaats. Vanuit het kunstwerk bekeken is het mogelijk dat er een kunstenaar zou bestaan die slechts één kunstwerk gemaakt heeft. Vanuit de kunstwereld bezien niet. Kunstenaar zijn betekent
hier dat iemand voortdurend -uiteraard relatief bekeken- bezig is met het realiseren van producten die men 'kunst' noemt. Daarom spreekt men van een oeuvre. Tot hier loopt alles goed, maar een puur individualistische, tot één oeuvre beperkte definitie opstellen zou veel te broos zijn. Hoe moet men bijvoorbeeld de producten van de 'professioneel' onderscheiden van die van de amateur? Om dit te specifiëren is er een derde voorwaarde nodig die de handelende persoon (eerste voorwaarde) en de handeling (tweede voorwaarde) binnen een maatschappelijke context verifieert om tot een duidelijke differentiatie te komen. Deze controle gebeurt vanuit de studie van de code die moet toelaten de verwantschap vast te stellen met wat reeds bestaat. Als derde vuistregel om te bepalen wat kunst is, stel ik dat wie zich kunstenaar noemt, zich moet
plaatsen binnen een kunsthistorische traditie, die tot een zo recent mogelijk tijdstip moet lopen. De dynamiek van de kunstevolutie maakt dat ook de anti-traditie binnen de 'traditie' valt, namenlijk binnen een zich steeds 'vernieuwende' traditie. De kunstenaar levert een bijdrage door nieuwe of andere vormen aan te brengen, die van de traditie verschillen. Dit derde principe is tevens de grondslag waarop kunstcritici zich bij hun kritiek kunnen baseren. Door het tentoonstellen plaatst de kunstenaar zich binnen de reeds bestaande artistieke context. En het is de relatie met wat reeds bestaat, wat de kunstcritici moeten aan het licht brengen. Daarom bestaat er geen kritiek van de amateuristische kunst, of heeft die tenminste geen grond. Men zou de vergelijking kunnen trekken met de definitie van een sportman. Een sportman is iemand die van zichzelf zegt dat hij sportman is, en die met regelmaat sport beoefent. Verder is het iemand die zich poogt te plaatsen binnen de bestaande prestaties. Iemand die als laatste aankomt in een wielerwedstrijd, is niet minder sportman dan wie de eerste is. Groot verschil met de kunstwereld is wel dat wie de Ronde van Frankrijk in tegenovergestelde richting zou rijden ongetwijfeld onmiddellijk zou worden gediskwalificeerd, terwijl hij bij de kunstenaars vermoedelijk de winnaar zou zijn. Misschien is de term 'kunst' nog best te vergelijken met de term 'natuur', waarbij de ene
aan de zee denkt en iemand anders aan de bergen. Natuurvrienden die bij het uitwisselen van ervaringen enkel de term 'natuur' zouden gebruiken, moeten naderhand wel inzien dat ze niet over hetzelfde gesproken hebben. Een gelijkaardige ontgoocheling is de kunstliefhebbers beschoren, wanneer zij na een dialoog (na twee monologen) over kunst moeten vaststellen dat hun eventuele eensgezindheid niet gedragen kon worden door hun visie op concrete kunstvoorwerpen. Dat soort kunstbergen verzetten, vergt een zee van tijd.

Geen opmerkingen: