WELKOM / BIENVENIDO


MAG IK ME VOORSTELLEN MET EEN LIEDJE?

¿PERMITE QUE ME PRESENTE CON UNA CANCIÓN?


MI CANCIÓN MUY PREFERIDA:

CUCURRUCUCÚ PALOMA



CUCURRUCUCÚ PALOMA, NO LLORES

(LIEF DUIFJE MIJN, WAAROM AL DIE TRAANTJES DIJN?)

Dicen que por las noches
no más se le iba en puro llorar;
dicen que no comía,
no más se le iba en puro tomar.
Juran que el mismo cielo
se estremecía al oír su llanto,
cómo sufrió por ella,
y hasta en su muerte la fue llamando:
Ay, ay, ay, ay, ay cantaba,
ay, ay, ay, ay, ay gemía,
Ay, ay, ay, ay, ay cantaba,
de pasión mortal moría.
Que una paloma triste
muy de mañana le va a cantar
a la casita sola con sus puertitas de par en par;
juran que esa paloma
no es otra cosa más que su alma,
que todavía espera a que regrese
la desdichada.
Cucurrucucú paloma,
cucurrucucú no llores.
Las piedras jamás, paloma,
¿qué van a saber de amores?
Cucurrucucú, cucurrucucú, cucurrucucú,
cucurrucucú, cucurrucucú,
paloma, ya no le llore
EIGEN VERTALING EN NADERE INFO OVER DIT LIEDJE:


14 februari 2010

VARIA : HACERSE UNA ESPAÑOLA : SPAANS VOOR GEVORDERDEN/SENIOREN EN LATIJN VOOR BEGINNERS/JUNIOREN

Spaans is een mooie, rijke, expressieve, plastische taal met veel variaties, in- en uitgangen.  Deze prachtige romaanse taal heeft haar wortels in de oude Latijnse taal en dat komt - ook in het hedendaags Spaans - duidelijk tot uiting in de fonetische kenmerken van de Spaanse taal, de woordenschat en zeker in de Spaanse grammatica, in het bijzonder dan in de structuur en de functies van het Spaanse werkwoord.
Evenals in het klassiek Latijn worden er in de werkwoordelijke uitdrukking geen (of zelden) voornaamwoorden gebruikt om de persoonsvormen aan te geven. De persoonsvormen worden aangegeven door specifieke werkwoordelijke uitgangen. Ook de meeste of de meest gebruikte werkwoordelijke tijden worden met specifieke uitgangen en niet - zoals in het Nederlands bv. - met hulpwerkwoorden gevormd. Het Spaanse werkwoord kent - evenals het klassiek Latijn - ook subtiele nuances in  het aangeven van de tijden. Zo zijn er voor het aangeven van respectievelijk de onvoltooid verleden tijd en de voltooid verleden tijd - naast een aparte vorm voor de voltooid 'tegenwoordige' tijd - voor beide voormelde aspecten van verleden tijd telkens 2 mogelijkheden, elk met hun eigen vormen en uitgangen. Bovendien is het aangeven van elke tijd ook mogelijk in twee verschillende wijzen (modos) : de indicativo en de subjuntivo. Het Spaans maakt ook een actief en levendig gebruik van het onvoltooid  deelwoord (gerundio) en van de imperatief (imperativo) in vijf verschillende persoonsvormen  en twee verschillende 'wijzen' (afirmativo y negativo), elk met hun eigen specifieke vormen. Daarnaast is er - evenals in het Latijn - ook de overeenkomst in geslacht en getal tussen het zelfstandig naamwoord (sustantivo) en zijn diverse determinanten, zoals onder meer het bijvoeglijk naamwoord (adjetivo)  Deze fantastische rijkdom van vormgeving en uitdrukking kennen we in ons hedendaags Nederlands - spijtig genoeg - niet (meer). De Spaanse taal is voor (eentalig) Nederlandstaligen dan ook geen gemakkelijke taal om te leren en te beheersen en zeker niet het formele en literair Spaans, maar in feite is dat niet echt helemaal zo, op voorwaarde dat men over voldoende 'taalgevoel' beschikt of dat tenminste wil aanscherpen en zich geestelijk niet al te gemakzuchtig opstelt. Een basiskennis van de klassieke Latijnse grammatica - die nog veel meer gevarieerder is in vormen, nuances en uitdrukkingen en dus nog ingewikkelder lijkt -  kan daar natuurlijk veel bij helpen. De Latijnse grammatica is dan ook een universele basis voor de meeste, zo niet alle talen. Ik heb het hier al eens gezegd : de Latijnse grammatica zou een verplicht 'taalvak' moeten zijn in en doorheen  alle onderwijsniveaus. Helaas, driewerf helaas...

Het Spaans is niet alleen gevarieerd en rijk in zijn grammatica maar ook en nog veel meer in zijn woordenschat en zelfs in zijn klankstructuren en klankvormen (fonética) die ook in de grammatica een zeer belangrijke rol spelen, in grote tegenstelling tot het Nederlands die fonetisch een 'vlakke' taal is, een beetje zoals haar geografische habitat zelf. Zo zijn er in de Spaanse taal op beide voornoemde vlakken markante verschillen tussen bepaalde regio's in Spanje zelf (Castilla en Andalucía bv.) maar ook en nog meer tussen het Spaans van Spanje en het Spaans van Zuid-Amerika dat op zich eveneens, volgens het land of streek, een verscheidenheid vertoont. Maar er is ook aandacht voor onderlinge verbondenheid en verstaanbaarheid die wordt gesymboliseerd maar ook gerealiseerd in wat men in het Spaans 'la hispanidad' noemt. Dit maakt het allemaal alleen maar leuker en boeiender, vind ik.

Daarnaast zijn er ook nog 'verschillen' tussen het formele (literair) Spaans en het familiaire, 'volkse' Spaans, veel méér en grotere 'verschillen' nog dan dit in het Nederlands taalgebied het geval is.
Spaanssprekenden ('hispanohablantes') gaan bijzonder soepel, creatief en fantasierijk met hun taal om, zowel in het spreken als in het schrijven, in schrille tegenstelling tot de meeste Nederlandssprekenden die hun taal en de Nederlandse taalschat die op zich ook wel redelijk rijk is, onvoldoende kennen of gebrekkig toepassen, als het ware hun taal 'tussen hun billen nijpen' of - erger nog - ze gemakshalve gaan vervangen door een soort 'standaardtaaltje of - nog méér erger - door een modieus 'gemakkelijk' klinkende vreemde taal (het Engels, met name) waardoor er dikwijls niets anders overblijft dan een 'hutsepot taaltje' (een fenomeen dat in de taalkunde ook wel als creolisering wordt aangeduid).

Maar nu: op, naar de kern van de zaak : De vez en cuando quieres hacerte una española?

Mag ik eerst opmerken dat de Spaansche tale zelfs in het gebruik van leestekens bijzonder creatief en inventief is. In het Spaans worden vragende zinnen altijd - ook als ze met een vragend voornaamwoord beginnen - niet alleen beëindigd met een 'gewoon' (rechtopstaand) vraagteken maar ook voorafgegaan door een 'omgekeerd' (op z'n kop) vraagteken. Hetzelfde geldt voor het uitroepteken. Ik kan dat evenwel hier niet zichtbaar maken omdat dit - denk ik toch - met mijn klavier niet mogelijk is. Dit is niet zomaar 'una locura' (een 'folietje' of zottigheidje) maar wel een ingenieus en creatief bedachte oplossing voor een semantisch probleem, eigen aan de structuur van de Spaanse taal en grammatica, waarover ik in dit blog bestek niet dieper kan ingaan.

Op bovenstaande Spaansche vraag kan U droogweg met 'si' dan wel 'no' antwoorden maar er zijn vele sappige Spaansche varianten mogelijk zoals, onder andere, 'claro!' dan wel 'no me gusta nada!'
Deze Spaansche vraag is een volkse maar beeldend prachtig plastisch uitgedrukte variant op wat in zeer formeel en uiterst gemanierd Spaans (bv tijdens het spreekuur van de psychiater) zou luiden: de vez en cuando quiere usted  masturbarse? 
Vrij vertaald wordt dat in (taalkundig) even stijf  Nederlands : hebt U af en toe zin (de neiging) om U te masturberen?
Maar de creatieve Spaansche volksziel tovert dat om in : heb je af en toe goesting om je zelf (tot?) een (vurige) Spaansche (madam) te MAKEN?

Schitterende beeldspraak, toch?

Maar ze is ook wat dubbelzinnig en dat is op zich eveneens een eigenheid van de Spaanse taal : ze is soepel te gebruiken maar men kan er ook (bewust) zeer dubbelzinnig mee opspringen. Dit is charmant maar soms ook gênant. Heel wat  Spaanse woorden en vooral werkwoorden hebben op zichzelf al verschillende en dikwijls zeer uiteenlopende betekenissen die bovendien nog kunnen variëren, afhankelijk van de grammaticale of semantische context waarin ze worden gebruikt. En ook dat is een duidelijke erfenis uit het klassiek Latijn.
Maar ook de vorm en de bouw van de woorden sluiten dikwijls vrij nauw aan bij hun Latijnse stam of wortel, zoals men dat in taalkundige termen pleegt te heten.

Neem nu het Spaanse werkwoord MASTURBAR (of masturbarse).
De (taalkundige) stam of wortel ervan ligt rechtstreeks in het Latijnse werkwoord MASTURBARI dat blijkbaar niet alleen voor het Spaans maar ook voor het Frans, het Italiaans, het Duits, het Engels, het Nederlands en wellicht nog voor veel andere (Indo Europese) talen model heeft gestaan. Dit bewijst niet alleen dat het Latijn 'lingua materna' was voor heel veel 'moderne' talen  maar ook 'lingua universalis' is. Maar het zegt waarschijnlijk ook wel iets over de betekenis inhoud van het woord  'masturbari' zelf, niet enkel omdat het op een alom verspreide menselijke hebbelijkheid wijst maar waarschijnlijk ook wel omdat men een taaleigen woord voor de ermee bedoelde menselijke daad niet graag in de (preutse) mond nam en neemt, omdat men de 'dingen' en dus ook de mooie vogel of zijn natuurlijke tegenstander, de schattige poes, liever niet bij naam noemt. In de wetenschap die men ornithologie (vogelkunde) noemt is dat nog altijd zo, vogels en vogelsoorten dragen daar nog altijd officieel een Latijnse naam. Lange tijd is het Latijn ook de officiële en universele taal der wetenschappen geweest en tot op zekere hoogte geldt dat mbt de wetenschappelijke terminologie nog altijd. Alleen in dat kleine, fijne Roomsche (ei)landje Vaticanum is het Latijn nog officieel  Heer en Meester, samen met het Celibaat als zelf opgelegde vorm van opperste kuisheid en waar bijgevolg het Latijnse woord 'masturbari' misschien wel al eens in de mond wordt genomen maar zeker nooit (eigenhandig) toegepast. Bovendien wordt de praktijk van het 'masturbari' - zowel de eigenhandige als de mutuele en zowel de gelijkgeslachtelijke als de ongelijkgeslachtelijke - bij Pauselijke Ordonnantie nog altijd aan de Roomsche gelovigen 'ontraden', aan  Roomsche gelijkslachtige mutuele  minnaars zelfs ontzegd. Zijne Heiligheid heeft dat Roomsche verbod op het gelijkgeslachtelijke mutuele klassiek Latijnse 'masturbari' onlangs nog in hedendaags Engels vertaald en volmondig beklemtoond.
MASTURBARI is dus een Latijns werkwoord dat stamt uit de post klassieke Latijns literaire periode met schrijvers en vooral dichters die niet vervaard waren voor en niet verlegen zaten om een potje pikante sex en zeker niet voor gelijkgeslachtelijke sex in al zijn vormen en variaties. MASTURBARI is - grammaticaal bezien - een afgeleide passieve werkwoordsvorm van het Latijnse werkwoord TURBARE wat  kan worden vertaald als "roeren; woelen; heftig, onstuimig zijn; opschudding, opwinding verwekken; beroering...". Het zal U dus ook niet (meer) verbazen van waar we onze Nederlandse woorden TURBO en TURBULENT ontleend hebben, zonder dat deze direct iets met 'masturbari' te maken zouden hebben, natuurlijk. MASTURBARI is immers, taalkundig historisch ontleed, een samengesteld woord ontstaan uit een samenvoeging van het werkwoord 'turbare' en het Latijns zelfstandig naamwoord 'MAS' wat zoveel als 'het mannelijke, het mannelijk geslacht' en bij uitbreiding ook 'man' betekent. Vandaar ook het verkleinwoord 'masculus' (mannetje) en het adjectief 'masculinus' (mannelijk), dit laatste bijna onvervormd terug te vinden in het Spaanse 'masculino', het Franse 'masculin', het Engelse 'masculine', het Duitse 'maskulin' en zelfs in het Nederlandse 'masculien'.
Gelet op de grammaticaal passieve vorm MASTURBARI, zou dit in een vrije Nederlandse vertaling ongeveer neerkomen op ' het opgeschud worden van het mannelijk geslacht ', waarbij het mannelijk geslacht het lijdend voorwerp is van de actieve daad van het onderwerp: de man aan wie het lijdend voorwerp toebehoort. In het Latijn was en is zowat alles mogelijk, maar het zou mij toch verwonderen indien deze grammaticaal passieve constructie zou betekenen dat het mannelijk lijdend voorwerp van een in daden passieve bezitter zou worden opgeschud door een andere maar actieve steller van daden. Als variant van het stellen van de daad zelf  ' het masturberen', is het natuurlijk niet uit te sluiten.


Veel meer dan U wellicht zou kunnen denken, krioelen veel 'moderne'  talen - en zeker niet enkel de Romaanse talen - van 'oude' Latijnse (grammaticale) stammen en wortels, ook en misschien vooral het zo 'modern' geachte Engels. Voor een echt goed inzicht daarin zouden we het nu ook moeten hebben over geschiedenis, in het bijzonder dan de geschiedenis van de groei, de bloei en het verval van het Romeinse Rijk en zijn cultuur, het Grote Romeinse Rijk (voor dezen met een dieper historisch inzicht, zet ik dat even om in het zo puur Germaansch geachte Duits: Das grosse Römische 'tausendjärige'  Reich ) waartoe ook lange tijd  'Britannia' als veroverde en onderworpen Romeinse 'provincia' behoorde, tot de invallen van de Angelen en de Saksen met hun 'barbaren taaltjes' er een einde aan maakten, ttz aan de Romeinse overheersing maar niet direct aan de invloeden van de Romeinse cultuur, met inbegrip van de Romeinse (cultuur)taal : het Latijn.


Ziezo, Seniores et Juniores dilectos, ik hoop U hiermee (in woorden) van dienst te zijn geweest, geheel onbaatzuchtig.... uiteraard.

Uw dienstwillige dienaar, que besa sus pies (qbsp) [' die uwe voeten kust '].

Over deze bijzonder charmant romantische kant van nog altijd in zwang zijnde Spaanse manieren en  schriftelijke vormen van groeten en afscheid nemen, misschien een volgende keer ...





 


 

Geen opmerkingen: